Gouden tijd
Gouden tijd

Gouden tijd

Vanuit het noorden komt er een stevige, gure wind en in de verte hoort hij de merel zijn lied zingen. Het is tijd. Hij pakt zijn sjaal van de kapstok en knoopt zijn rugzak dicht. Als hij de deur van de schuur opendoet, stroomt er een frisse windvlaag langs zijn wang. Hm, heerlijk, denkt de jongen, het is de geur van nieuwe avonturen. Zijn rechterhand omklemt het gouden horloge in zijn broekzak. Nog één keer kijkt hij om naar het kleurrijke dorp dat hij achterlaat. Uit de huizen vloeit goud licht en de rode met groen en gele vlaggen steken ver boven de daken uit. Nog nooit heeft hij zo’n mooi tafereel gezien; het lijkt wel haast geschilderd. Elke opdracht vindt hij een vreugde om te mogen doen, maar bij elk resultaat voelt hij ook een diep verdriet als hij het weer moet verlaten. De jongen gooit zijn sjaal over zijn rechterschouder en stapt dan vastberaden op het lange zandpad weg van de gelukkige mensen.

De eerste nacht

De eerste nacht is altijd het guurst. De bomen zingen weer hun nachtelijk lied als de jongen zijn schuilplaats beschut probeert te maken met takken en bladeren. Het angstaanjagende geluid doet de jongen beven. Zachtjes zwieren de bomen van links naar rechts en laten een terugkomende lichtstraal zien door de maan die door ze heen schijnt. Niets maar dan ook niets kan de jongen angstiger maken dan de donkere figuren die de bomen op de grond achterlaten. Maar zoals gewoonlijk zet de jongen door en tijdens de tweede nacht is het beven al minder geworden. Zijn hart klopt minder snel bij het bedenken van het uiteindelijke doel. Elke avond voor zonsondergang brengt de merel hem een bezoek met het vertrouwde melodietje en de boodschap dat hoop voor de toekomst onderweg is.

Als de zon opkomt, maakt de jongen zich gereed om de laatste etappe van zijn reis te volbrengen. Vanaf dit punt is het nog maar een dag lopen naar de eindbestemming. De gure noordenwind is gaan liggen en heeft plaats gemaakt voor een fijne miezerregen. Met stevige passen loopt de jongen weer richting het hoofdzandpad. In de verte ziet hij de grauwe kerktoren al liggen. Het haantje draait gevaarlijk heen en weer in een onrustige wind die alleen daar te voelen moet zijn. Als de jongen bij de poort van het dorp is aangekomen, haalt hij het gouden horloge uit zijn broekzak. Met twee tikjes laat hij de grote en de kleine wijzer vooruit lopen. Hij ziet de zon verdwijnen en de wolken opkomen. Een donkere hemelnacht verstopt zijn sterren, totdat de zon weer opkomt en haar plek hoog boven in de lucht inneemt. De jongen stopt het horloge weer in zijn broekzak en stapt onder de poort het dorp binnen.

Het dorp

Op het dorpsplein spelen een aantal kinderen met een hoepel en een slinger. Ze dragen vale, bruine jassen met daaronder kleren met scheuren erin. Hun gezichten staan somber. Vieze vegen lopen dwars over hun wangen en hun haren staan verwilderd. Als ze de jongen zien, blijven ze stilstaan. Nog nooit hebben ze iemand gezien met zulke nette kleding. Een vreemdeling, denken ze, het moet haast wel een vreemdeling zijn. Wanneer de jongen dichterbij komt, gooien twee kinderen hun slinger op de grond en rennen weg van het dorpsplein. Maar één meisje van ongeveer acht jaar oud blijft nieuwsgierig staan. Ze loopt voorzichtig naar de jongen toe en steekt haar bevuilde handje uit. De jongen pakt haar handje vast en glimlacht vriendelijk naar haar. Een warme gloed komt door het meisje heen en een grote glimlach verschijnt op haar kleine gezichtje. Als de jongen haar hand loslaat, schrikt ze en haar glimlach verdwijnt. Met steeds grotere passen loopt ze naar achteren, van de jongen vandaan, maar nog altijd haar ogen op hem gericht. De jongen wil zijn mond nog open doen om haar tegen te houden, maar het kleine meisje rent al weg van het dorpsplein.

Bij elke stap die de jongen doet in het dorp, voelt hij zich somberder en somberder worden. De huizen zien er grauw uit. Overal ligt afval op de grond waar de ratten hun feestmaal mee houden. De dorpelingen zijn schuw en angstig. Ze durven de jongen amper aan te kijken. Als hij bij de dorpskerk aankomt, stuit hij op een gesloten deur. Zachtjes klopt hij drie keer aan. Geen geluid. Nogmaals klopt hij drie keer. De deur kraakt open en in de kleine kier ziet de jongen een bange blik van een gezette, kleine man. Als de deur iets verder opengaat, komt een muffe geur hem tegemoet. De man kijkt de jongen niets begrijpend aan. In geen jaren is er iemand aan de deur geweest. Altijd houdt de man op zondagochtend een eigen dienst zonder publiek. Niemand wilde naar hem komen luisteren. De jongen legt voorzichtig een hand op de schouder van de man. Van schrik laat de man de sleutel van de deur die hij in zijn handen had, vallen. Een vloed van geluk en zaligheid overspoelt hem. Een gevoel van liefde en blijdschap kriebelt omhoog en toont dit in een brede glimlach op zijn gezicht. De jongen laat zijn hand weer van zijn schouder glijden en onmiddellijk schiet het gezicht van de man in de ernstige frons die hij eerst vertoonde. Zijn niets begrijpende blik is nu nog groter geworden. Met een vriendelijk knikje groet de jongen de man. Hij voelt zijn ogen in zijn rug prikken als hij wegloopt van de kerk weer richting de poort van het dorp.

Gouden tijd

Aan de rand van het dorp haalt de jongen het gouden horloge weer uit zijn broekzak. Met dezelfde twee tikjes als voorheen laat hij de grote en kleine wijzer teruggaan in de tijd. De zon gaat op en duwt de donkere nachtwolken naar voren. Heel voorzichtig laat zij zich dan weer zien in de vorm van een lekker warm middagzonnetje. De jongen loopt weer richting de poort van het dorp. In de verte hoort hij vrolijke muziek en lachende kinderen. Eenmaal aangekomen op het dorpsplein wordt hij enthousiast begroet door een aantal dorpelingen. Ze schudden hem de hand en wijzen hem de weg naar de kraampjes op het plein. Van alles is er te koop, van lekkere koeken tot aan fel gekleurde sjaals. De jongen glimlacht en terwijl hij door springende kinderen meegenomen wordt in een vrolijke dans op het plein, denkt hij aan het mooie resultaat van deze opdracht.

Deel deze blogpost op social media:

Geef een reactie

Yours truly, the Storyteller