Een paar jaar geleden heb ik Het pauperparadijs van Suzanna Jansen gelezen, waar ik erg van onder de indruk was. Het boek ging over een stukje vaderlandsgeschiedenis dat ik helemaal nog niet kende: de kolonie Veenhuizen. Ik was dan ook erg nieuwsgierig naar dit boek en naar wat ik nog meer zou leren over deze geschiedenis.
Waar gaat het boek over?
Amsterdam, 1824. Nadat hun moeder is overleden en hun vader naar het krankzinnigengesticht is gestuurd, worden broer en zus Karel en Lize op een schip gezet naar Veenhuizen in Drenthe. Daar gaan ze wonen in de kinderkolonie, samen met nog duizenden weeskinderen, voornamelijk uit de grote steden in het westen.
Het idee van een kinderkolonie lijkt mooi, maar de strenge levensomstandigheden zeggen wat anders. Karel en Lize kunnen maar lastig wennen; het is zo anders dan thuis. Langzaam aan raken ze bevriend met Neeltje en beginnen ze aan een plan om te ontsnappen uit Veenhuizen.
Wat vond ik van het boek?
Aan het begin worden de hoofdstukken over Karel en Lize afgewisseld met hoofdstukken over de leiders van Veenhuizen, die het idee hadden om de kinderkolonie te starten. Over de helft van het boek lees je vooral over Karel, Lize en Neeltje. Deze hoofdstukken vond ik vlotter lezen; ik zat dan gauw in het verhaal. Ook al vond ik de hoofdstukken over de leiders wat stugger en trager lezen, ze zijn wel belangrijk voor het verhaal. Ze geven een stukje achtergrondinformatie dat belangrijk is voor het verhaal van de weeskinderen.
Het einde vond ik her en der wat voorspelbaar, maar toch heeft het me verrast hoe het afgelopen is met Karel, Lize en Neeltje. Het boek laat echt goed zien hoe alle verschillende kinderen terecht zijn gekomen; je leest meerdere uitkomsten, wat het verhaal interessant maakt. De laatste honderd bladzijdes vond ik daardoor ook heel vlot lezen en toen las ik het boek zo uit. Voor fans van Het pauperparadijs en voor wie meer wil leren over de kolonie Veenhuizen is dit boek een aanrader. Ik geef het boek 3,5 sterren.