Ik geef het vak Nederlands in het middelbaar beroepsonderwijs. Mijn studenten hebben verschillende examens voor mijn vak en twee examens worden steevast erg slecht gemaakt door hen, namelijk het examen schrijfvaardigheid en het examen spelvaardigheid. Het schrijfvaardigheidsexamen gaat over het algemeen nog wel wat beter, omdat ik niet alleen spelling, grammatica en interpunctie moet beoordelen, maar ook vorm en inhoud.
Maar het spelvaardigheidsexamen is alleen maar werkwoordspelling en algemene spelling en dit vinden de meeste studenten echt vreselijk moeilijk. Ik wil jullie in deze blogpost de vijf meest voorkomende schrijffouten die ik langs zie komen, omschrijven.
Kleine notitie: Ik generaliseer wellicht enigszins in deze blogpost, maar ik heb ook echt hele goede spellers in mijn klassen! 🙂
Hun / zij
Dit is echt dé nummer één. Ik kan het verschil honderd keer uitleggen, maar beklijven doet het niet. Waarschijnlijk omdat je deze schrijffout zo vaak in spreektaal hoort en dan blijft iedereen het verkeerd zeggen én spellen! ‘Hun’ wordt niet gebruikt als onderwerp, alleen ‘zij’. Wanneer en hoe je ‘hun’ gebruikt, vertel ik onder het tweede kopje.
Hun / hen
Het verschil tussen deze twee is lastig uit te leggen op het mbo, omdat de studenten weinig tot niets begrijpen van grammatica, vooral op niveau 2 en 3. En om het verschil tussen deze twee te snappen, dan moet je iets van zinsontleding en woordsoortbenoeming begrijpen. ‘Hun’ gebruik je als bezittelijk voornaamwoord, zoals ‘hun boek’, en ook gebruik je het als meewerkend voorwerp in een zin, zoals: ‘Ik heb hun het boek gegeven.’ ‘Hun’ kan je dan vervangen door ‘aan hen’. ‘Hen’ gebruik je dan ook na een voorzetsel (in dit geval ‘aan’) en ‘hen’ gebruik je ook als lijdend voorwerp, zoals: ‘Ik heb hen gisteren gezien.’
Me / mijn
Dit is de meest irritante fout ooit en ik geef de schuld aan de sms/app/chattaal en de spreektaal. ‘Me’ bestaat alleen als wederkerend voornaamwoord, zoals: ‘Ik was me.’ ‘Mijn’ gebruik je als bezittelijk voornaamwoord, zoals ‘mijn boek’.
Gebeurt / gebeurd – betekent / betekend
Deze schrijffout komt, doordat studenten de verschillende soorten werkwoordsvervoegingen niet begrijpen. Het verschil tussen persoonsvorm en voltooid deelwoord snappen ze vaak niet. ‘Gebeurt’ en ‘betekent’ met een ‘t’ schrijf je als persoonsvorm, zoals: ‘Het gebeurt vandaag.’ en ‘Dat betekent alles.’ ‘Gebeurd’ en ‘betekend’ met een ‘d’ schrijf je als voltooid deelwoord, dus in combinatie met een persoonsvorm, zoals: ‘Het is gebeurd.’ en ‘Het heeft iets betekend.’
Wordt / word – vindt / vind
Deze schrijffout is een beetje gelijk aan die hierboven met het verschil dat ‘word’ en ‘vind’ zonder een ‘t’ gebruikt wordt als persoonsvorm wanneer het woordje ‘je’ erachter staat in de vorm van een persoonlijk voornaamwoord, zoals: ‘Word je morgen twaalf jaar?’ en ‘Vind je de film leuk?’
Dit waren de vijf meest voorkomende schrijffouten in mijn schrijf- en spelvaardigheidsexamens. Welke schrijffouten zie jij veel om jou heen? Laat het me weten in een reactie 🙂
Vraagje, is dit correct Nederlands?
“Het beklijft mij”
Nee, het is ‘het beklijft’.